Blog #44 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver), Betekenisvolle vorm 

Ruim een eeuw geleden (1910-1911) is in Londen de ‘First Post-Impressionist Exhibition’ te zien, in 1912 en 1913 gevolgd door een tweede en een derde. De kunstcriticus Clive Bell schrijft, omdat hij het Britse publiek niet rijp vindt voor de tentoonstelling, begeleidende essays, uitlopend op een beroemd geworden boekje uit 1914 met de even pakkende als korte titel Art. (Het boekje is nog verkrijgbaar, al moet gezegd dat de recente uitgave die ik heb, Loki’s Publishing, zonder jaar, van een bedroevende lelijkheid is.) Bell breekt een lans voor de nieuwlichterij in de kunst die door velen als troep wordt beschouwd. Paul Cézanne is zijn held. Bell baseert zijn verdediging op een definitie van wat kunst is. Dat biedt hem de mogelijkheid te laten zien dat wat deze postimpressionisten doen ‘in wezen’ hetzelfde is als wat een alom bewonderd kunstenaar als Giotto doet. Het wezen van de kunst is, aldus Bell, “significant form”, betekenisvolle vorm.

In het kunstwerk gaat het om zijn ‘significant form’. Geen gek idee, vind ik, kunst wordt vaak getypeerd of zelfs gedefinieerd door (intern) de kwaliteit van haar vorm, en kunst verwijst (extern) ook altijd, is betekenisvol. Maar als definitie oogt ‘betekenisvolle vorm’ zelf wat leeg: alles heeft een vorm en een vorm zonder betekenis vind ik moeilijk voor te stellen. Oftewel: waar wil Bell heen? (‘Significant’ is overigens lastig vertalen, betekenisvol is wel erg vol, ‘betekenend’ of ‘met betekenis’ wat zwak.)

Bell pakt in zijn idee van ‘significant form’ twee zaken die voor een kunstwerk van wezenlijk belang zijn: vorm en betekenis. Onder vorm verstaat hij “relations and combinations of line and colour”. Vorm en betekenis vallen voor Bell in het kunstwerk samen in die zin dat het werk niet een betekenis heeft die te abstraheren is van de vorm. ‘Now you are talking!’ (Een email die ik verstuur heeft een vorm en een betekenis, maar de twee vallen niet samen: ik noteer de afspraak in mijn agenda en gooi de mail weg; bij het kunstwerk gaat dat niet.) Of het werk daarbij ook nog eens een afbeelding is, doet er volgens Bell niet toe, laat staan dat van belang zou zijn of de afbeelding als afbeelding deugt of niet. Ook gaat het niet om de virtuositeit van de kunstenaar. En het gaat al helemaal niet om het verhaal dat het werk vertelt. Bell is geen vriend van wat we tegenwoordig vaak horen: ‘Elk beeld vertelt een verhaal.’ ‘Betekenisvo’l lijkt iets geconcentreerds aan te duiden, een beeld, eerder dan iets uitgerolds zoals een verhaal.

Bell wordt doorgaans voor het toonbeeld van een formalist gehouden. Daar is op zich niets mis mee, mits we ons realiseren dat zijn ‘form’ betekenisvol is. Omdat de vorm betekenisvol is, worden wij er emotioneel door geraakt. Van die vorm, of wat haar betekenisvol maakt, valt verder niets te zeggen. Wie goed naar kunst weet te kijken voelt dat aan, intuïtief.

(Bell was getrouwd met Vanessa Stephen, zus van Virginia Stephen/Woolf en maakte deel uit van de beroemde Bloomsbury Group. Zoals veel leden van deze groep is Bell sterk beïnvloed door de ethicus G.E. Moore die beweerde dat ethische begrippen als ‘goed’ ondefinieerbaar zijn. We weten intuïtief wat goed is. Bell zet deze gedachte over naar de esthetica.)

Het kunstwerk heeft een betekenisvolle vorm, de toeschouwer een esthetische emotie. En de kunstenaar? Hoe komt die aan die ‘betekenisvolle vorm’? Die leest hij of zij af aan de werkelijkheid, dat is het talent van de kunstenaar. (Men zegt wel dat Clive Bell en zijn kompaan, de schilder Roger Fry om die reden meer hebben met bijvoorbeeld Cézanne en Matisse dan met het cubisme en de daaropvolgende zuivere abstractie.) Kunstenaars zijn in staat de dingen als vorm te zien. Sommige kunstenaars beweren geraakt te worden door de “the formal significance of a material thing”. Maar eigenlijk, aldus Bell, doet dat er niet toe en het is ook onzeker. Zeker is dat een gevoel in vorm wordt uitgedrukt en zo ontstaat ‘significant form’.

 Paul Cézanne, La Montaigne Sainte-Victoire (1892-1895)

Sommigen, aldus Bell, zijn niet tevreden met deze esthetische ervaring van ‘significant form’, zij zoeken in kunst een inspiratiebron voor het leven. Dat is niet des Bells, hem gaat het in de vorm om de vorm op zich, maar zoals hij zegt “I cannot blame them” - een inspiratiebron is altijd welkom.

Kunst is autonoom, een eigen terrein en dát, wat kunst ons zodoende kan bieden, is volgens Bell goed voor de samenleving. Omdat de esthetische ervaring buiten (en boven) het leven staat, is het mogelijk je toevlucht erin te zoeken. Dat heeft in elk geval het voordeel dat je niet “the fussy excitement of action” overschat.

Daar valt nog wel het een en ander over te zeggen. In de volgende blog of blogs zal ik dat doen.

 

Vorige
Vorige

Blog #45 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver), Betekenisvolle vorm (2) 

Volgende
Volgende

Blog #43 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver),‘De rilling van de duur’