Blog #38 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver), Waarneming en beeld. Terug naar Kampen.

Bij de opening van de docentenexpositie Retro van ‘Quintus, Het kunstencentrum van Kampen’

Kampen, station

Ik ben terug in Kampen – en niet voor het eerst.

Ik heb zo’n dertig jaar in Kampen gewerkt. De eerste jaren vanuit Amsterdam, de laatste jaren vanuit Amersfoort. Daartussen woonden wij in Kampen. Vanuit Amsterdam reisde ik naar Kampen, vanuit Amersfoort ging ik terug naar Kampen. Tussen ‘naar’ en ‘terug naar’ zit een verschil. Zo voelde dat, en ook vandaag voelt dat zo. Je komt met de trein, bij het stoplicht oversteken en dan moet je een beslissing nemen: netjes over de stoep en dan meteen scherp naar rechts, of de bocht afsnijden, zo hop over de stoeprand in invoegen. Mijn lijf voorvoelt en herkent beide opties, elke stoeptegel is nostalgie. (Terzijde: W.F. Hermans, De tranen de acacia’s, begint ook, een prachtige passage, met een aankomst op Kampen Centraal.)

Zeker, zoals de Deense denker en schrijver Søren Kierkegaard schrijft, “Het leven kan alleen achterwaarts worden begrepen, maar het moet voorwaarts worden geleefd”, zeker, maar het leven kan alleen voorwaarts worden geleefd als we het achterwaarts proberen te begrijpen.

Søren Kierkegaard, De Herhaling

Een van de fijnere boeken van Søren Kierkegaard vind ik De herhaling. Het staat op naam van een pseudoniem, Constantin Constantius (de eerste herhaling zit al in de naam van het pseudoniem). C.C. beschrijft in dat boekje een experiment dat hij doet. Voor de tweede keer in zijn leven maakt hij een reis naar Berlijn om te zien of een herhaling mogelijk is. Dat is zijn experiment: is een herhaling mogelijk?

Hij plant zijn verblijf nauwgezet precies zó als de eerste keer. Maar alles is natuurlijk anders: in het hotel kan hij toch niet dezelfde kamer krijgen als de vorige keer en de uitvoering van het theaterstuk dat hij bezoekt is net niet wat het was. En alles is natuurlijk sowieso al anders omdat een tweede keer iets beleven iets anders is dan het voor het eerst beleven.

C.C. is verbitterd, maar trekt toch hoopvol huiswaarts, want hij heeft een verhaal gelezen over een man die zijn huis zo zat is dat hij zijn paard laat zadelen om de wijde wereld in te trekken. Maar nog maar net op pad gooit zijn paard hem eraf. Terwijl hij zich op de grond omdraait om zijn paard opnieuw te bestijgen, ziet hij zijn huis. Het is zo mooi dat hij er meteen weer intrekt.

(Iets soortgelijks overkomt tijger en beer in Oh, wat mooi is Panama.)

Zo hoopt ook Constantius bij thuiskomst op een herhaling. Maar ja, zijn bediende is, in zijn afwezigheid, grote schoonmaak gaan houden. Alles ligt overhoop. “Ik zag in dat er geen herhaling bestaat.”

Hij heeft gelijk natuurlijk: de tijd terugdraaien kan niet, de regen valt niet omhoog, het verleden herhalen is onmogelijk. Het leven moet voorwaarts worden geleefd.

Nou ja, strikt genomen heeft C.C. gelijk, letterlijke herhaling is onmogelijk, maar de man die zijn paard liet zadelen had toch, net als beer en tijger, een herhaling. Hij zag het vertrouwde fris, als nieuw.

Beeld van Ida Gerhardt op de kade in… Zutphen

Ik wil, tweede deel, nog iets zeggen over zien, opnieuw, nieuw zien en de rol van de kunsten daarbij. Ik doet dat aan de hand van een gedicht van Ida Gerhardt, de dichter die van 1939 tot 1951 in Kampen woonde en hier klassieke talen gaf aan het Gemeentelijk Lyceum.

Intocht, april 1946

Zij komen uit de verte aan,

gereed er zich weer door te slaan,

de werkers van het eerste uur,

die steeds met vieren naast elkaar

en pal gebogen op het stuur,

uit Genemuiden en Zwartsluis

windomwaaid en met wapperend haar

het laatste schoolkwartaal ingaan.

Vooraan bereiden hun de baan,

de bijnaam dragend van ‘het gruis’,

die straks hun eerste Grieks verslaan.

Ik krijg hen in dit vroege licht,

hier waar ik op de kade sta,

steeds duidelijker in het zicht.

Daar komen er waarachtig twee

- zij doen de anderen uitgeleide –

die, teugels losjes om de pols,

een ongezadeld paard berijden.

Boers en klassiek, niet te geloven.

Toen was het, waar ik stond alleen,

dat mij het Parthenon-fries verscheen:

te paard te voet de ephebenstoet,

opgaand, Athene tegemoet;

vereeuwigd in de marmersteen.

Het was er even en verdween.

 

En weer gewend naar wie daar kwamen

- en ik zag hen door tranen heen –

wist ik dat dit ook Hellas was.

De tijden waren niet gescheiden.

Heeft één van hen dit ook geweten?

En nader kwamen zij en nader.

 

Ik ben, ook zelf een poldermens,

het tot op heden niet vergeten,

wat ik te zeggen nauw vermag;

die winderige lentedag

dat ik het fries van Phidias,

dat ik The Elgin Marbles zag.

Ida Gerhardt

 ‘The Elgin Marbles’, het Parthenon-fries van Phidias, de ephebenstoet

Na al dat eerdere prachtigs die laatste strofe, de klap op de vuurpijl:

Ik ben, ook zelf een poldermens,

het tot op heden niet vergeten,

wat ik te zeggen nauw vermag;

die winderige lentedag

dat ik het fries van Phidias,

dat ik The Elgin Marbles zag.

Ik heb het op de academie eindeloos horen zeggen: ‘Kunst leert je beter kijken.’ Maar - verrassing! - Ida Gerhardt draait het om. Doordat ze de fietsers en ruiters over de kade aan ziet komen daardoor ziet zij het fries, opgeladen met de betekenis van wat ze aan de kade in Kampen zag.

Ze draait het om – de werkelijkheid leert je naar kunst kijken -, maar ze laat ook staan dat kunst ons beter/anders laat kijken naar de werkelijkheid. Allebei is waar: Zij zag het fries van Phidias doorheen de fietsers/ruiters op de kade. En die zag ze zoals ze ze zag dankzij Phidias - “de tijden waren niet gescheiden”.

Terug naar Kampen en terug naar Athene zijn één. Daar moet je voor kunnen waarnemen en je waarneming laten verrijken door de kunst. De kunst: Phidias…, maar ook Gerhardt die haar betekenisvolle herinnering met ons deelt.

Onno Zijlstra

dec ‘23

Vorige
Vorige

Blog #39 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver), Reflecties bij Twaalf maal Stilte/Docena de Silencio

Volgende
Volgende

Blog #37 Onno Zijlstra (filosoof/schrijver), Identiteit & verbeelding