Albert Camus – Absurditeit en Revolte

Verslag van de Tertulia-lezing door Jozef Waanders, 3 november 2025

1. Inleiding

Tijdens de Tertulia-bijeenkomst van 3 november 2025 sprak Jozef Waanders over Albert Camus. Jozef studeerde filosofie in Utrecht en Leuven. Hij is hoofdredacteur van Filosofie-Tijdschrift en werkt als strateeg voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Waanders publiceerde de volgende boeken; “Sporen van transcendentie: de filosofie van Karl Jaspers” en “Absurditeit en revolte: van eenzaamheid naar solidariteit in de filosofie van Albert Camus”. Hij beschrijft hoe Camus’ filosofie een weg laat zien ‘van absurditeit naar revolte’ en ‘van eenzaamheid naar solidariteit’.

2. De vier kernbegrippen: absurditeit, revolte, eenzaamheid en solidariteit

Het werk van Camus kan worden gedeeld in twee grote thema’s: absurditeit en revolte. Hij schreef een cyclus over beide thema’s:                                                                  

1. in de cyclus van de absurditeit schreef hij De Vreemdeling, Caligula en De mythe van Sisyphus;     2. in de cyclus van de revolte volgen De Pest, De Rechtvaardigen en De mens in opstand.

Volgens Waanders begint Camus bij de ervaring van het absurde: de botsing tussen de mens die verlangt naar betekenis en rechtvaardigheid, en een wereld die ‘op onredelijke wijze zwijgt’. Camus schreef: ‘De mens die vraagt en de wereld die zwijgt — dát is de absurditeit.’ Deze ervaring van zinloosheid kan leiden tot drie mogelijke reacties: zelfmoord, geloof in God of revolte. Camus wijst de eerste twee af. Zelfmoord noemt hij ‘capitulatie’, en geloof is voor hem ‘een sprong weg van het leven’. Alleen de revolte aanvaardt de absurditeit, maar weigert erdoor verpletterd te worden. In De mythe van Sisyphus schrijft Camus dat we ons Sisyphus als ‘een gelukkig mens moeten voorstellen’: iemand die zijn lot kent, maar het omarmt en niet opgeeft.

3. De ontwikkeling in Camusdenken: van absurditeit naar revolte

Tijdens de lezing benadrukte Waanders dat Camus niet de ‘profeet van het absurde’ is, zoals vaak wordt gedacht. Voor Camus was het altijd duidelijk dat absurditeit niet het eindpunt is, maar een beginpunt. De stap voorbij het absurde komt in zijn denken naar voren als revolte — een opstand tegen zinloosheid, tegen onrecht, tegen de stilte van de wereld. Absurditeit is de confrontatie tussen de vragende mens en de zwijgende wereld. In de absurditeit is de mens een gebroken wezen, voelt zich een vreemdeling in de werkelijkheid. De ervaring dat je niet kan leven met die absurde werkelijkheid is de kiem voor de revolte. De absurditeit werpt de mens op zichzelf terug, maakt de mens eenzaam, solitair. De revolte doet het tegenovergestelde, het maakt dat de mens naar buiten treedt en zich richt op het leed van de ander, de basis voor solidariteit.                                                 

Waar de absurdistische helden van Camus (zoals Meursault in De Vreemdeling of Caligula) nog volstrekt eenzaam zijn, vindt Camus tijdens de Tweede Wereldoorlog de sleutel tot een antwoord, namelijk solidariteit. Zijn eigen ervaring in het Franse verzet speelt hierin een beslissende rol. Als redacteur van de verzetskrant Combat schreef Camus de bundel Brieven aan een Duitse vriend (Lettres à un ami  allemand)[1]. Daarin, vertelt Waanders, maakt hij de brug van de absurditeit naar de revolte - en van de eenzaamheid naar de solidariteit,  vier begrippen die samen het hart van’ denken vormen. Camus beschrijft hoe hij en zijn ‘Duitse vriend’ aanvankelijk dezelfde ervaring van absurditeit delen, maar daar verschillende conclusies uit trekken. De Duitser kiest voor macht en geweld, Camus kiest voor menselijkheid en verzet. Hij schrijft aan zijn ‘vriend’: ‘Waar jullie de mens in zijn eenzaamheid hebben willen vastzetten, wil ik hem daarvan bevrijden door solidariteit.’ Zo groeit bij Camus het besef dat het lijden van de mens niet individueel is, maar gemeenschappelijk. ‘Ik kom in opstand, dus wij zijn,’ schrijft hij — een variatie op Descartes’ ‘Ik denk, dus ik ben’.

4. Camusleven als spiegel van zijn filosofie

Waanders laat zien hoe Camus’ ideeën voortkomen uit zijn eigen ervaringen. Camus groeide op in diepe armoede in Algerije, met een analfabete en doofstomme moeder. Hij kende ziekte, verlies en kwetsbaarheid van nabij. Op zeventienjarige leeftijd kreeg hij zware tuberculose en hoort hij dat hij niet lang meer zal leven. In zijn notities uit die tijd schreef hij: Het leven is absurd. Ik wil leven, en ik word hier ten dode opgeschreven.’                                                                              

Tijdens de oorlog wordt zijn denken over solidariteit verder versterkt. De executie van een vriend veroorzaakte  bij Camus ‘een golf van opstandigheid’.  Waanders vertelt dat dat voor Camus het begin van het inzicht is, dat het leven absurd is, maar dat dat geen eindpunt, maar een begin is, de kiem voor de opstand, de revolte.       

Na de oorlog werd Camus beschouwd als het morele geweten van Frankrijk. Maar hij bleef kritisch: zowel tegenover het fascisme als tegenover het communisme. Hij was korte tijd lid van de communistische partij, uit sympathie met de arbeiders, maar keerde zich al snel af van ideologische dogma’s. Hij schreef dat zijn avontuur met de partij kort was, omdat ‘de leer nooit boven het leven mag gaan’. Deze zin, zegt Waanders, vat Camus’ houding perfect samen: hij wantrouwt elke ideologie die de mens aan de leer onderwerpt. In zijn boek ‘Mens in opstand’ rekent Camus ook hard af met het communisme. Het communisme is in die tijd voor hem een revolte die ontspoord is. Camus vreest dat, als een revolte niet wordt begrensd en revolutionair en gewelddadig wordt, er nieuw onrecht ontstaat. Hij haalt daarbij Marx aan die heeft gezegd dat ‘een rechtvaardig doel nooit met onrechtmatige middelen kan vereisen’.

Waanders geeft aan dat, in tegenstelling tot de revolutie, de revolte voor Camus wel een positief begrip is. Want dan realiseert de mens zichzelf in verzet tegen zijn bestaanscondities. In een revolutie wordt de revolte geïdeologiseerd, vaak gewelddadig en mateloos. Waanders vindt dat Camus ons in dat opzicht veel te vertellen heeft, als we kijken naar de huidige tijd, waar mateloosheid één van de grootste crisis van deze tijd is.

5. Camus ’in interactie met de aanwezigen’

In het gesprek met de aanwezigen kwam de vraag op hoe Camus’ denken zich verhoudt tot de actualiteit. Wat zou hij bijvoorbeeld zeggen over de onverschilligheid tegenover vluchtelingen of over de groeiende polarisatie in onze tijd? Waanders antwoordt dat Camus zich altijd tegenover onrecht zou hebben opgesteld, maar ‘zonder te vervallen in utopieën’. Camus is geen utopisch denker en wist dat onrecht niet uit te bannen is; er zal altijd iets blijven waarvoor men in opstand moet komen. Daarom pleitte hij voor een revolte met maat — een houding van verzet én matigheid. Een deelnemer merkte op dat revolte misschien beter te begrijpen is als ‘compassie in actie’. Waanders beaamt dat: ‘een solidaire revolte wordt gevoed door een gevoel van compassie.‘

Ook de mystieke kant van Camus komt aan bod. Soms, zegt Waanders, schreef Camus over momenten van diepe eenheid en geluk met het bestaan — vooral in de natuur of in de liefde. Dat zijn momenten waar de polariteit van absurditeit en revolte even oplost. Maar, voegt hij toe, die ervaring houdt nooit stand. Geluk is bij Camus altijd tijdelijk en de mens valt er telkens weer uit terug in de absurditeit. Het is volgens Camus wel een beetje de ‘condition humaine’.

Er wordt gevraagd wat Camus’ werk existentialistisch maakt. Waanders vertelt dat Camus zichzelf geen existentialistisch filosoof vond. Hij beschouwde zichzelf meer als schrijver en voelde ook ongemak om bij een filosofische stroming te worden ingedeeld. Camus’ denken is gebaseerd op de ervaring en hij wantrouwt eigenlijk de abstractie van het denken. Hij wilde ook geen existentialist zijn vanwege Sartre’s beroemde zin l’existence précède l’essence (het bestaan gaat vooraf aan de essentie). Wie je bent volgt uit de daden in je leven. Dat is heel bepalend voor het existentialisme, in het oordeel wie je uiteindelijk bent. Dat proef je wel in bij allerlei karakters in Camus’ oeuvre, maar Camus zou dat label zelf afwijzen.

Waanders haalt een uitspraak van Leonard Cohen aan die volgens hem Camus’ filosofie prachtig samenvat: ‘If you really look around in the world, you see a world you cannot possibly make sense of and you can do two things: either you raise your fist, or you can sing Hallelujah.’  Hierin komt, volgens Waanders, alles samen: de erkenning van het absurde, de opstand ertegen, én de ervaring van mystiek en eenheid.

6. Tot slot

Jozef Waanders gaf de aanwezigen, met zijn grote kennis en bevlogenheid, een heldere inkijk in de kernthema’s van Camus’ denken en werk. En het werd duidelijk hoe actueel Camus nog altijd is. De weg van Camus loopt van de ervaring van het absurde — het besef dat de wereld geen antwoord geeft — via de opstand van de revolte, naar de verbondenheid van de solidariteit.

[1] Albert Camus. Een hogere liefde. Brieven aan een Duitse vriend. Vertaald door Jozef Waanders, Amsterdam: Prometheus, 2024.

Verslag van Elly van Eijk nov’25

De Grote Strik

Na afloop van het Filosofisch Café over Camus, kreeg moderator Onno Zijlstra de versierselen behorend bij de 'orde van grote verdienste' omgehangen door de voorzitter van Tertulia. Onno heeft deze onderscheiding verdiend, vanwege de wijze waarop hij Tertulia verrijkt heeft met zijn filosofische inzichten, jarenlang en pro bono. De onderscheiding is een uitbundige, rode strik van kwetsbaar glas. De Strik staat voor ‘trouw’ en ‘verbinding’. Onno beloofde de Grote Strik met trots te zullen dragen. Een staand, ovationeel applaus volgde. De huiswijsgeer van Tertulia werd vervolgens omhelst door zijn fans, waarbij de Strik uiteenspatte. Het bestuur zal een nieuwe Strik voor Onno laten blazen, zodat hij zijn belofte kan waarmaken.

foto’s Gerard Geerlings, Anneke Savenije, Elly van Eijk en Gaila Pander